top of page

Kraamverzorgende en verpleegkundige

Richtlijn        Hulpmiddelen        Supplementen        Samenvattingskaart        Richtlijn volledig        Downloads en Links        Totstandkoming

Preventie

Antenatale preventie

De zorgverlener verricht bij de zwangere onderzoek naar bloedgroepen (ABO en rhesusfactor) en irregulaire antistoffen [B].

De zorgverlener onderzoekt bij de zwangere bij wie bij de bevalling bloedgroep, rhesusfactore en antistoffen nog niet bekend zijn deze alsnog. De zorgverlener bepaalt uit navelstrengbloed bloedgroep, rhesusfactor en directe antiglobuline test (DAGT) als bij de moeder bloedgroep en antistoffen niet bekend zijn [B].

De zorgverlener adviseert de (aanstaande) ouders van de pasgeborene borstvoeding te geven en ondersteunt hen daarin.

De zorgverlener adviseert de (aanstaande) ouders die borstvoeding geven de pasgeborene de eerste levensdagen 8-12 keer per etmaal aan te leggen [C].

Onvoldoende voedselinname bij borstgevoede pasgeborenen vergroot de kans op hyperbilirubinemie. Frequent aanleggen heeft een positieve invloed op de melkproductie en is daarom van belang bij de preventie van neonatale hyperbilirubinemie. Deze aanbeveling sluit aan bij de uitgangspunten voor voedingsadvisering aan zuigelingen van het Voedingscentrum (Voedingscentrum, 2007. Voeding van zuigelingen en peuters).

 

Voorafkans
De zorgverlener (parteur) bepaalt en documenteert bij de pasgeborene de voorafkans op hyperbilirubinemie met behulp van de voorafkanstabel [C]. Kwaliteitsindicator

De zorgverlener onderkent dat de pasgeborene die geboren wordt na een zwangerschapsduur van minder dan 38 weken en borstvoeding krijgt, een hogere voorafkans heeft om hyperbilirubinemie te ontwikkelen en dus nauwkeuriger geobserveerd en vervolgd dient te worden.

 

Beoordeling en begeleiding
De zorg-/praktijkinstelling heeft een protocol dat beschrijft hoe zorgverleners hyperbilirubinemie signaleren en evalueren. Kwaliteitsindicator

De zorg-/praktijkinstelling heeft een protocol voor het beoordelen van de mate van geelzien bij de pasgeborene [D].

De zorgverlener waarborgt voor de pasgeborene in de eerste levensweek controles op geel zien.

De zorgverlener moet waarborgen dat de pasgeborene systematisch beoordeeld wordt op de ontwikkeling van geel zien [D].

De zorgverlener dient gedurende de eerste levensweek de pasgeborene systematisch te controleren om hyperbilirubinemie tijdig te onderkennen.

De zorgverlener bepaalt bij de pasgeborene vanaf de geboorte minimaal 1x per dag en tenminste gedurende 4 dagen en daarna op indicatie de mate van geel zien [D].

De kraamverzorgende/verpleegkundige controleert de eerste levensweek de pasgeborene dagelijks. Bij (toename van) geel zien of andere alarmsignalen waarschuwt zij de verloskundige of arts [C].

De verloskundige hulpverlener/arts beoordeelt ten minste 2 keer in de eerste 4 levensdagen de mate van geel zien en de klinische toestand van de pasgeborene en laat zich daarbij leiden door de voorafkans op hyperbilirubinemie, de klinische toestand van het kind en signalen van de kraamverzorgende/verpleegkundige [C].

De zorgverlener (kraamverzorgend/verpleegkundige) beoordeelt in de eerste levensweek de pasgeborene die geel ziet dagelijks met behulp van het gewicht, de procentuele gewichtsafname t.o.v. het geboortegewicht, de voedselinname, mictie en defeacatie, temperatuur en gedrag. In overleg met de verloskundige over arts wordt beoordeeld of een bilirubinebepaling (TSB of TcB) moet worden verricht [C].

De zorgverlener beoordeelt samen met de kraamverzorgende/verpleegkundige in de eerste levensweek de pasgeborene die geel ziet met behulp van het gewicht, de procentuele gewichtsafname t.o.v. het geboortegewicht, de voedselinname, mictie en defeacatie, temperatuur en gedrag. De zorgverlener beoordeelt of een bilirubinebepaling (TSB of TcB) moet worden verricht [C].

Om vast te stellen of er al dan niet sprake is van icterus, dient onderzoek van de pasgeborene plaats te vinden in een goed verlichte kamer, bij voorkeur bij daglicht. Icterus bij pasgeboren is aanvankelijk alleen zichtbaar op het gelaat, bij verdere toename van het TSB ook op de romp en uiteindelijk ook op de extremiteiten. Icterus kan zichtbaar worden gemaakt door over de huid te strijken waarbij de kleur van het onderliggend weefsel beter zichtbaar wordt.
Voor een goede samenwerking in de keten is het belangrijk dat bovengenoemde protocollen ontwikkeld worden in overleg met verloskundige zorgverleners of tenminste met lokale verloskundige zorgverleners worden afgestemd.

De zorgverlener dient bij de borstgevoede pasgeborene die geel ziet en bij wie aan voldoende inname wordt getwijfeld zorg te dragen voor voldoende bijvoeding in de vorm van afgekolfde moedermelk en indien dit niet beschikbaar is met kunstvoeding [B en C].

Dit is een aanvulling op de uitgangspunten voor voedingsadvisering bij borstvoeding. Borstvoeding verrgroot de kans op het ontstaan van icterus, onder andere door onvoldoende inname in de eerste dagen. Daarom dient men bij borstgevoede kinderen die icterus ontwikkelen extra alert te zijn op voldoende voedingsinname. Bijvoeden met water of glucosewater wordt afgeraden.

De zorgverlener voorziet ouders van de pasgeborene van schriftelijke en zo nodig mondelinge informatie over geel zien bij pasgeborenen. Kwaliteitsindicator

 

Samenwerken en overdracht
De zorgverlener waarborgt bij de overdracht van zorg van de pasgeborene voor een overdracht van informatie over de aanwezigheid van de voorafkans op het ontwikkelen van hyperbilirubinemie [C]. Kwaliteitsindicator

De zorgverlener kan als er geen follow-up gegarandeerd is, terwijl er wel een verhoogde voorafkans is op het ontwikkelen van hyperbilirubinemie het ontslag van de pasgeborene uit het ziekenhuis uitstellen totdat er wel follow-up gegarandeerd is of dat het grootste risico (96 uur postpartum) voorbij is [D].

De zorgverlener verwijst de pasgeborene die binnen 24 uur na de geboorte zichtbaar geel is onmiddellijk door naar de kinderarts.

De zorgverlener dient de pasgeborene met een hyperbilirubinemie rond de wisseltransfusiegrens direct na overleg door te verwijzen naar een kinderarts [C].

De zorgverlener verwijst de pasgeborene die geel is met tekenen van acute bilirubine encefalopathie (zoals hypertonie, overstrekken, retrocollis, opisthotonus en ?hoog huilen?) direct na overleg door naar de kinderarts zodat direct een wisseltransfusie en diagnostiek kan worden verricht [D]

De zorgverlener zorgt aan het einde van de kraamperiode als de pasgeborene dan nog geel is voor een overdracht van deze informatie aan de huisarts en JGZ [C].

​

bottom of page